.

GANZEN

Paula Modersohn Becker
Struikelrover en Zn. zitten samen in de trein.
Zn. prutst aan de veter van zijn gymp, Stuikelrover kijkt wat naar buiten.
'Hee,' zegt hij, 'op de heenweg zag ik al die ganzen helemaal niet. Het stikt ervan.'
'Op de heenweg hadden we nog mappen vol papieren bij ons. Zegt Zn.. 'Papieren en cijfers dat het je duizelt.'
'Nu zijn we ontduizelt.' Zegt Struikelrover.
'Dat heeft die meneer die weet van cijfers en aanverwanten dan toch maar mooi voor elkaar.'
'Ja,' zegt Zn., 'Normaal stoppen we altijd onze vingers in onze oren en roepen heel hard: 'RABARBERRABARBERRABARBER', Maar nu hoorden we wat hij zei en eigenlijk was het helegaar zo ingewikkeld niet.'
'En we luisterden ook nog!' lacht Struikelrover.
'En we kregen geen rode vlekken en onder tafel kropen we ook al niet' roept Zn..
'Hoera!' roept Struikelrover uitgelaten.
'Daldee!' roept Zn.. 'Wij zijn een grote meid.'
'Toch houd ik meer van ganzen dan van cijfers en papieren.' zegt Struikelrover.
'Oh zo.'