.

THUIS

Issidro Ferrer
Struikelrover rookt een sigaret en kijkt wat voor zich uit. 'Wat mijmer je?' Vraagt Zn.
'Ik mijmer over thuis,'zegt Struikelrover ieletjes.
'Over thuis? daar zijn we toch? Wat moet er dan gemijmerd worden?'
'Niet dit thuis Zn., Ik mijmer over THUIS. Thuis, thuis, snap je wel?'
'Eeh, ja,' zegt Zn. een ietwat in de bonen.

'Ik mijmer over het thuis dat er zomaar opeens en patsboem was. Het thuis dat meeholde als ik wegliep, het thuis dat weet van mijn vorken en stelen, mijn hoeden en randen en zelfs de rafelranden liefheeft. Dat thuis.
Het thuis dat zo goed kijken kan, het thuis waar muren van verdwijnen. Of ze nu van baksteen zijn of van beton. Het thuis waar muren niet meer nodig zijn.'
Zn. zucht. 'Poeh hee, dat is wel erg thuis, als zelfs muren niet meer nodig zijn.'
'Dat is het.' Zegt Struikelrover. 'Dat is verdomde thuis.'

'Je hebt het niet over een huis he?' vraagt Zn. voorzichtig.
'Je hebt het over het thuis dat jouw thuis niet wezen kan...
Je hebt het over de man die zo van zee en jou ....'
Struikelrover knikt.
'Zo is het. En tot zover de mededelingen van land en tuinbouw voor vandaag.'
Zn. grinnikt en aait Struikelrover zacht over zijn arm.

Voor M.